Dionys Obers - Dio Oberon 1957 - 2011 Hofnar en 'nartiest

€ 0,00

Een twinkeling op feesten

Zijn fantasie kende geen grenzen. Altijd borrelden ideeën op om mensen te amuseren, zo veel dat hij zichzelf niet kon bijbenen.

FRANS DIJKSTRA16 januari 2012, 00:00   Dagblad Trouw

De laatste jaren was hij rustiger geworden en probeerde wat meer lijn in zijn leven te krijgen. Hij bracht minder offers aan de god van de wijn naar wie hij was vernoemd. Met zijn partner Susan werkte hij hard aan de afwerking van zijn nieuwe woning, een voormalige boerderij in Valkenswaard, zodat hij met Kerstmis zijn hoogbejaarde moeder te logeren kon vragen. In februari zou er een groot feest komen.

Er moest ook geld verdiend worden. Dus was hij druk met optredens in zijn oude rol als nar. Op feesten en partijen, vroeger soms drie op één avond, dartelde hij rond in zelf gemaakte kostuums en probeerde hij de boel te ontregelen met grappen en grollen. Hij had goocheltrucs toegevoegd aan zijn repertoire. Zoals het kunstje van de verdwenen euro. Een vrijwilliger die hem een euro gaf, zag het geldstuk wonderbaarlijk verdwijnen. Helaas had de nar geen truc om de munt terug te goochelen. Na zijn laatste optreden van de dag had hij voldoening in die extra eurootjes in zijn zak.

Plezier brengen was zijn vak, fantasie zijn instrument. Of was het omgekeerd? Zijn verbeeldingskracht schoot alle kanten uit. In zijn dromen zag hij theatrale hoogstandjes met muziek en beelden. Nachten kon hij met computers en synthesizers in de weer zijn om te bouwen aan muren van geluid die steeds van vorm en sfeer veranderen. Of hij maakte constructies om mensen te verrassen, zoals zijn muzikale tegelvloer die het goed deed op feesten. Een n'artiest noemde hij zich zelf.

Geregeld was hij de wanhoop nabij. Dan was het allemaal zo ingewikkeld geworden dat hij er niet meer uitkwam. Ook zijn omgeving kon wanhopig worden omdat hij het zichzelf zo moeilijk maakte met al te grootse plannen.

'Laat die jongen nou, hij is nog zo speels', had zijn moeder vaak gezegd toen hij klein was. Dionys Obers was de jongste van twee meisjes en twee jongens in het gezin van Tosca de Vries en Frans Obers in Sint-Oedenrode, in Noord-Brabant. Het was een opmerkelijk gezin. Als kunstcriticus en dichter had vader in Noord-Brabant aanzien onder de naam Frans Babylon. In zijn geboorteplaats Deurne is een straat naar hem vernoemd. Maar hij was vaak maanden de hort op, met zijn kunstenaarsvrienden of om druiven te plukken in Frankrijk. Dionys heeft zijn vader nauwelijks meegemaakt. Begin jaren zestig scheidden zijn ouders. In 1968 liep zijn vader in Zandvoort de zee in, op het strand lag een afscheidsbrief.

Dionys heeft weleens gezegd dat hij een vader heeft gemist. Maar als kind bleef hij speels en vrolijk. Hij schoof een pen en een kam in elkaar en hij had een vliegtuig, van een kinderstoel maakte hij een Batmobiel met pannedeksels als wielen.

Leren ging hem niet zo goed af, het boeide hem niet. Hij ging naar de grafische school en voltooide die met moeite. In Boxtel kreeg hij een baantje bij De Kleine Aarde, een alternatief centrum voor onderzoek naar kleinschalige methoden om het milieu te sparen. Het wroeten in de tuinen beviel hem wel.

In het dorp Liempde vond hij een oud bakhuisje dat hij opknapte om er te wonen. Eindeloos timmerde en zaagde hij om het kleine gebouwtje te versieren met tierelantijnen. Het werd een verscholen Hans-en-Grietjehuisje met een kruidentuin dat bekijks trok. Om naar de wc te gaan moest hij buitenom, dus had hij binnen een emmer staan voor hoge nood. Toen hij eens op die emmer zat, hoorde hij dat buiten twee vrouwen elkaar stonden te fotograferen bij het huisje. Dionys rukte de deur open en stak zijn achterste naar buiten: "Mag mijn kont er ook op?"

Een advertentie van De Efteling die een ontwerper zocht zette zijn fantasie in vuur en vlam. Hij weigerde te horen dat die baan te hoog gegrepen was. Hij knipte en plakte foto's van zijn huisje en tekeningen bij elkaar tot een bijzondere sollicitatiebrief van vier, vijf vel. Hij mocht komen praten bij de directie. Ontwerper werd hij niet, hij werd nar, de eerste levende attractie van het sprookjespark. Hij werd Dio Oberon, naar de mythische koning der elfen.

Drie, vier dagen per week verraste hij bezoekers in zijn zelfgemaakte kostuum. Hij sprong op huisjes en speelde op minstens vier fluiten tegelijkertijd, met een trom tussen zijn knieën. Hij was geen clown, want hij praatte ook met de mensen, vaak plagerig of wat spottend. Niet altijd was hij vrolijk. Als hij zich niet zo lekker voelde, verhulde hij dat niet en speelde hij droeve deuntjes. Kinderen waren soms zo aangedaan dat ze hem hun eigen ijsje aanboden als troost.

In de werkplaatsen van De Efteling verzamelde hij afgedankte poppen, maskers of wat dan ook en dat stouwde hij in zijn kleine huisje. Want ooit zou het van pas komen. Thuis had hij ook twee bandrecorders om montages te maken van zijn fluitmuziek en getrommel. Dat zou later leiden tot een geluidsstudio vol apparatuur. Notenschrift kon hij niet lezen en muziekles had hij nooit gehad. Hij volgde zijn intuïtie naar wonderlijke sfeermuziek.

Dio Oberon was zo'n succes dat hij een leven buiten De Efteling kreeg. Artiestenbureaus huurden hem in voor evenementen. Vaak kon hij daar ook zijn muzikale en technische verzinsels gebruiken.

Zijn huisje werd te klein voor zijn keyboards, microfoons, computers, paspoppen, koffers met kleren en rekwisieten en de materialen voor nieuwe projecten die sneller opborrelden dan dat ze gereed kwamen. Hij verhuisde naar grotere panden, die hij tijdelijk mocht bewonen om leegstand te voorkomen. Zo woonde hij zeven jaar in een verlaten school in Vught, met de aula als huiskamer en de gang als expositieruimte voor zijn e-paints, digitaal vervaardigde schilderijen.

Hij pakte van alles aan: filmmuziek, een theatervoorstelling van kinderen met het Down-syndroom, dorpsfestivals, boekenweken. Steeds kwam hij met originele plannen en nam veel risico. Maar hij kon slecht tegen stress en geregeld stond hij op het punt om vlak voor de voorstelling het bijltje er bij neer te gooien. Opdrachtgevers kregen er klamme handen van. Toch wist Dio met zijn narrencharme maatjes te blijven.

Vrouwen vonden het moeilijk om met al die onrust te leven. Dio zelf ook. De laatste jaren leek hij op weg naar een evenwicht. Met Susan was hij al ruim zeven jaar samen. Zijn zus Sylvia zette eens de bloeddrukmeter van hun moeder op Dio's arm. De druk was veel te hoog. Je moet naar de dokter, zei Sylvia. Dat deed Dio niet, hij ging nooit naar een dokter. "Oud worden?" zei hij weleens, "nee, dat wil ik niet. Ik zou nooit in een bejaardenhuis willen zitten."

In december had hij het druk als nar. Ook in Amsterdam trad hij op, niet zo bekend terrein. Het Brabantse kasteel Dussen was vertrouwd. Daar had hij zo vaak partijen voorzien van een twinkeling. Niets bijzonders dus. Na zijn eerste optreden ging hij met andere artiesten aan een tafel zitten praten. Tot zijn hart er ineens mee ophield. Niets in het kasteel kon de nar meer redden.

Dio Oberon werd geboren als Dionys Obers in Sint-Oedenrode op 8 september 1957. Hij stierf in Kasteel Dussen op 17 december 2011.

Utube filmpje

https://www.youtube.com/watch?v=KZa38wJcfnE&t=181s

Aantal:
Toevoegen aan winkelwagentje

Een twinkeling op feesten

Zijn fantasie kende geen grenzen. Altijd borrelden ideeën op om mensen te amuseren, zo veel dat hij zichzelf niet kon bijbenen.

FRANS DIJKSTRA16 januari 2012, 00:00   Dagblad Trouw

De laatste jaren was hij rustiger geworden en probeerde wat meer lijn in zijn leven te krijgen. Hij bracht minder offers aan de god van de wijn naar wie hij was vernoemd. Met zijn partner Susan werkte hij hard aan de afwerking van zijn nieuwe woning, een voormalige boerderij in Valkenswaard, zodat hij met Kerstmis zijn hoogbejaarde moeder te logeren kon vragen. In februari zou er een groot feest komen.

Er moest ook geld verdiend worden. Dus was hij druk met optredens in zijn oude rol als nar. Op feesten en partijen, vroeger soms drie op één avond, dartelde hij rond in zelf gemaakte kostuums en probeerde hij de boel te ontregelen met grappen en grollen. Hij had goocheltrucs toegevoegd aan zijn repertoire. Zoals het kunstje van de verdwenen euro. Een vrijwilliger die hem een euro gaf, zag het geldstuk wonderbaarlijk verdwijnen. Helaas had de nar geen truc om de munt terug te goochelen. Na zijn laatste optreden van de dag had hij voldoening in die extra eurootjes in zijn zak.

Plezier brengen was zijn vak, fantasie zijn instrument. Of was het omgekeerd? Zijn verbeeldingskracht schoot alle kanten uit. In zijn dromen zag hij theatrale hoogstandjes met muziek en beelden. Nachten kon hij met computers en synthesizers in de weer zijn om te bouwen aan muren van geluid die steeds van vorm en sfeer veranderen. Of hij maakte constructies om mensen te verrassen, zoals zijn muzikale tegelvloer die het goed deed op feesten. Een n'artiest noemde hij zich zelf.

Geregeld was hij de wanhoop nabij. Dan was het allemaal zo ingewikkeld geworden dat hij er niet meer uitkwam. Ook zijn omgeving kon wanhopig worden omdat hij het zichzelf zo moeilijk maakte met al te grootse plannen.

'Laat die jongen nou, hij is nog zo speels', had zijn moeder vaak gezegd toen hij klein was. Dionys Obers was de jongste van twee meisjes en twee jongens in het gezin van Tosca de Vries en Frans Obers in Sint-Oedenrode, in Noord-Brabant. Het was een opmerkelijk gezin. Als kunstcriticus en dichter had vader in Noord-Brabant aanzien onder de naam Frans Babylon. In zijn geboorteplaats Deurne is een straat naar hem vernoemd. Maar hij was vaak maanden de hort op, met zijn kunstenaarsvrienden of om druiven te plukken in Frankrijk. Dionys heeft zijn vader nauwelijks meegemaakt. Begin jaren zestig scheidden zijn ouders. In 1968 liep zijn vader in Zandvoort de zee in, op het strand lag een afscheidsbrief.

Dionys heeft weleens gezegd dat hij een vader heeft gemist. Maar als kind bleef hij speels en vrolijk. Hij schoof een pen en een kam in elkaar en hij had een vliegtuig, van een kinderstoel maakte hij een Batmobiel met pannedeksels als wielen.

Leren ging hem niet zo goed af, het boeide hem niet. Hij ging naar de grafische school en voltooide die met moeite. In Boxtel kreeg hij een baantje bij De Kleine Aarde, een alternatief centrum voor onderzoek naar kleinschalige methoden om het milieu te sparen. Het wroeten in de tuinen beviel hem wel.

In het dorp Liempde vond hij een oud bakhuisje dat hij opknapte om er te wonen. Eindeloos timmerde en zaagde hij om het kleine gebouwtje te versieren met tierelantijnen. Het werd een verscholen Hans-en-Grietjehuisje met een kruidentuin dat bekijks trok. Om naar de wc te gaan moest hij buitenom, dus had hij binnen een emmer staan voor hoge nood. Toen hij eens op die emmer zat, hoorde hij dat buiten twee vrouwen elkaar stonden te fotograferen bij het huisje. Dionys rukte de deur open en stak zijn achterste naar buiten: "Mag mijn kont er ook op?"

Een advertentie van De Efteling die een ontwerper zocht zette zijn fantasie in vuur en vlam. Hij weigerde te horen dat die baan te hoog gegrepen was. Hij knipte en plakte foto's van zijn huisje en tekeningen bij elkaar tot een bijzondere sollicitatiebrief van vier, vijf vel. Hij mocht komen praten bij de directie. Ontwerper werd hij niet, hij werd nar, de eerste levende attractie van het sprookjespark. Hij werd Dio Oberon, naar de mythische koning der elfen.

Drie, vier dagen per week verraste hij bezoekers in zijn zelfgemaakte kostuum. Hij sprong op huisjes en speelde op minstens vier fluiten tegelijkertijd, met een trom tussen zijn knieën. Hij was geen clown, want hij praatte ook met de mensen, vaak plagerig of wat spottend. Niet altijd was hij vrolijk. Als hij zich niet zo lekker voelde, verhulde hij dat niet en speelde hij droeve deuntjes. Kinderen waren soms zo aangedaan dat ze hem hun eigen ijsje aanboden als troost.

In de werkplaatsen van De Efteling verzamelde hij afgedankte poppen, maskers of wat dan ook en dat stouwde hij in zijn kleine huisje. Want ooit zou het van pas komen. Thuis had hij ook twee bandrecorders om montages te maken van zijn fluitmuziek en getrommel. Dat zou later leiden tot een geluidsstudio vol apparatuur. Notenschrift kon hij niet lezen en muziekles had hij nooit gehad. Hij volgde zijn intuïtie naar wonderlijke sfeermuziek.

Dio Oberon was zo'n succes dat hij een leven buiten De Efteling kreeg. Artiestenbureaus huurden hem in voor evenementen. Vaak kon hij daar ook zijn muzikale en technische verzinsels gebruiken.

Zijn huisje werd te klein voor zijn keyboards, microfoons, computers, paspoppen, koffers met kleren en rekwisieten en de materialen voor nieuwe projecten die sneller opborrelden dan dat ze gereed kwamen. Hij verhuisde naar grotere panden, die hij tijdelijk mocht bewonen om leegstand te voorkomen. Zo woonde hij zeven jaar in een verlaten school in Vught, met de aula als huiskamer en de gang als expositieruimte voor zijn e-paints, digitaal vervaardigde schilderijen.

Hij pakte van alles aan: filmmuziek, een theatervoorstelling van kinderen met het Down-syndroom, dorpsfestivals, boekenweken. Steeds kwam hij met originele plannen en nam veel risico. Maar hij kon slecht tegen stress en geregeld stond hij op het punt om vlak voor de voorstelling het bijltje er bij neer te gooien. Opdrachtgevers kregen er klamme handen van. Toch wist Dio met zijn narrencharme maatjes te blijven.

Vrouwen vonden het moeilijk om met al die onrust te leven. Dio zelf ook. De laatste jaren leek hij op weg naar een evenwicht. Met Susan was hij al ruim zeven jaar samen. Zijn zus Sylvia zette eens de bloeddrukmeter van hun moeder op Dio's arm. De druk was veel te hoog. Je moet naar de dokter, zei Sylvia. Dat deed Dio niet, hij ging nooit naar een dokter. "Oud worden?" zei hij weleens, "nee, dat wil ik niet. Ik zou nooit in een bejaardenhuis willen zitten."

In december had hij het druk als nar. Ook in Amsterdam trad hij op, niet zo bekend terrein. Het Brabantse kasteel Dussen was vertrouwd. Daar had hij zo vaak partijen voorzien van een twinkeling. Niets bijzonders dus. Na zijn eerste optreden ging hij met andere artiesten aan een tafel zitten praten. Tot zijn hart er ineens mee ophield. Niets in het kasteel kon de nar meer redden.

Dio Oberon werd geboren als Dionys Obers in Sint-Oedenrode op 8 september 1957. Hij stierf in Kasteel Dussen op 17 december 2011.

Utube filmpje

https://www.youtube.com/watch?v=KZa38wJcfnE&t=181s

Een twinkeling op feesten

Zijn fantasie kende geen grenzen. Altijd borrelden ideeën op om mensen te amuseren, zo veel dat hij zichzelf niet kon bijbenen.

FRANS DIJKSTRA16 januari 2012, 00:00   Dagblad Trouw

De laatste jaren was hij rustiger geworden en probeerde wat meer lijn in zijn leven te krijgen. Hij bracht minder offers aan de god van de wijn naar wie hij was vernoemd. Met zijn partner Susan werkte hij hard aan de afwerking van zijn nieuwe woning, een voormalige boerderij in Valkenswaard, zodat hij met Kerstmis zijn hoogbejaarde moeder te logeren kon vragen. In februari zou er een groot feest komen.

Er moest ook geld verdiend worden. Dus was hij druk met optredens in zijn oude rol als nar. Op feesten en partijen, vroeger soms drie op één avond, dartelde hij rond in zelf gemaakte kostuums en probeerde hij de boel te ontregelen met grappen en grollen. Hij had goocheltrucs toegevoegd aan zijn repertoire. Zoals het kunstje van de verdwenen euro. Een vrijwilliger die hem een euro gaf, zag het geldstuk wonderbaarlijk verdwijnen. Helaas had de nar geen truc om de munt terug te goochelen. Na zijn laatste optreden van de dag had hij voldoening in die extra eurootjes in zijn zak.

Plezier brengen was zijn vak, fantasie zijn instrument. Of was het omgekeerd? Zijn verbeeldingskracht schoot alle kanten uit. In zijn dromen zag hij theatrale hoogstandjes met muziek en beelden. Nachten kon hij met computers en synthesizers in de weer zijn om te bouwen aan muren van geluid die steeds van vorm en sfeer veranderen. Of hij maakte constructies om mensen te verrassen, zoals zijn muzikale tegelvloer die het goed deed op feesten. Een n'artiest noemde hij zich zelf.

Geregeld was hij de wanhoop nabij. Dan was het allemaal zo ingewikkeld geworden dat hij er niet meer uitkwam. Ook zijn omgeving kon wanhopig worden omdat hij het zichzelf zo moeilijk maakte met al te grootse plannen.

'Laat die jongen nou, hij is nog zo speels', had zijn moeder vaak gezegd toen hij klein was. Dionys Obers was de jongste van twee meisjes en twee jongens in het gezin van Tosca de Vries en Frans Obers in Sint-Oedenrode, in Noord-Brabant. Het was een opmerkelijk gezin. Als kunstcriticus en dichter had vader in Noord-Brabant aanzien onder de naam Frans Babylon. In zijn geboorteplaats Deurne is een straat naar hem vernoemd. Maar hij was vaak maanden de hort op, met zijn kunstenaarsvrienden of om druiven te plukken in Frankrijk. Dionys heeft zijn vader nauwelijks meegemaakt. Begin jaren zestig scheidden zijn ouders. In 1968 liep zijn vader in Zandvoort de zee in, op het strand lag een afscheidsbrief.

Dionys heeft weleens gezegd dat hij een vader heeft gemist. Maar als kind bleef hij speels en vrolijk. Hij schoof een pen en een kam in elkaar en hij had een vliegtuig, van een kinderstoel maakte hij een Batmobiel met pannedeksels als wielen.

Leren ging hem niet zo goed af, het boeide hem niet. Hij ging naar de grafische school en voltooide die met moeite. In Boxtel kreeg hij een baantje bij De Kleine Aarde, een alternatief centrum voor onderzoek naar kleinschalige methoden om het milieu te sparen. Het wroeten in de tuinen beviel hem wel.

In het dorp Liempde vond hij een oud bakhuisje dat hij opknapte om er te wonen. Eindeloos timmerde en zaagde hij om het kleine gebouwtje te versieren met tierelantijnen. Het werd een verscholen Hans-en-Grietjehuisje met een kruidentuin dat bekijks trok. Om naar de wc te gaan moest hij buitenom, dus had hij binnen een emmer staan voor hoge nood. Toen hij eens op die emmer zat, hoorde hij dat buiten twee vrouwen elkaar stonden te fotograferen bij het huisje. Dionys rukte de deur open en stak zijn achterste naar buiten: "Mag mijn kont er ook op?"

Een advertentie van De Efteling die een ontwerper zocht zette zijn fantasie in vuur en vlam. Hij weigerde te horen dat die baan te hoog gegrepen was. Hij knipte en plakte foto's van zijn huisje en tekeningen bij elkaar tot een bijzondere sollicitatiebrief van vier, vijf vel. Hij mocht komen praten bij de directie. Ontwerper werd hij niet, hij werd nar, de eerste levende attractie van het sprookjespark. Hij werd Dio Oberon, naar de mythische koning der elfen.

Drie, vier dagen per week verraste hij bezoekers in zijn zelfgemaakte kostuum. Hij sprong op huisjes en speelde op minstens vier fluiten tegelijkertijd, met een trom tussen zijn knieën. Hij was geen clown, want hij praatte ook met de mensen, vaak plagerig of wat spottend. Niet altijd was hij vrolijk. Als hij zich niet zo lekker voelde, verhulde hij dat niet en speelde hij droeve deuntjes. Kinderen waren soms zo aangedaan dat ze hem hun eigen ijsje aanboden als troost.

In de werkplaatsen van De Efteling verzamelde hij afgedankte poppen, maskers of wat dan ook en dat stouwde hij in zijn kleine huisje. Want ooit zou het van pas komen. Thuis had hij ook twee bandrecorders om montages te maken van zijn fluitmuziek en getrommel. Dat zou later leiden tot een geluidsstudio vol apparatuur. Notenschrift kon hij niet lezen en muziekles had hij nooit gehad. Hij volgde zijn intuïtie naar wonderlijke sfeermuziek.

Dio Oberon was zo'n succes dat hij een leven buiten De Efteling kreeg. Artiestenbureaus huurden hem in voor evenementen. Vaak kon hij daar ook zijn muzikale en technische verzinsels gebruiken.

Zijn huisje werd te klein voor zijn keyboards, microfoons, computers, paspoppen, koffers met kleren en rekwisieten en de materialen voor nieuwe projecten die sneller opborrelden dan dat ze gereed kwamen. Hij verhuisde naar grotere panden, die hij tijdelijk mocht bewonen om leegstand te voorkomen. Zo woonde hij zeven jaar in een verlaten school in Vught, met de aula als huiskamer en de gang als expositieruimte voor zijn e-paints, digitaal vervaardigde schilderijen.

Hij pakte van alles aan: filmmuziek, een theatervoorstelling van kinderen met het Down-syndroom, dorpsfestivals, boekenweken. Steeds kwam hij met originele plannen en nam veel risico. Maar hij kon slecht tegen stress en geregeld stond hij op het punt om vlak voor de voorstelling het bijltje er bij neer te gooien. Opdrachtgevers kregen er klamme handen van. Toch wist Dio met zijn narrencharme maatjes te blijven.

Vrouwen vonden het moeilijk om met al die onrust te leven. Dio zelf ook. De laatste jaren leek hij op weg naar een evenwicht. Met Susan was hij al ruim zeven jaar samen. Zijn zus Sylvia zette eens de bloeddrukmeter van hun moeder op Dio's arm. De druk was veel te hoog. Je moet naar de dokter, zei Sylvia. Dat deed Dio niet, hij ging nooit naar een dokter. "Oud worden?" zei hij weleens, "nee, dat wil ik niet. Ik zou nooit in een bejaardenhuis willen zitten."

In december had hij het druk als nar. Ook in Amsterdam trad hij op, niet zo bekend terrein. Het Brabantse kasteel Dussen was vertrouwd. Daar had hij zo vaak partijen voorzien van een twinkeling. Niets bijzonders dus. Na zijn eerste optreden ging hij met andere artiesten aan een tafel zitten praten. Tot zijn hart er ineens mee ophield. Niets in het kasteel kon de nar meer redden.

Dio Oberon werd geboren als Dionys Obers in Sint-Oedenrode op 8 september 1957. Hij stierf in Kasteel Dussen op 17 december 2011.

Utube filmpje

https://www.youtube.com/watch?v=KZa38wJcfnE&t=181s